Ons onderwijssysteem kampt met een aantal belangrijke negatieve symptomen, zoals o.a. stijgend spijbelgedrag, schooluitval (leerlingen zowel als leerkrachten!), faalangst, depressies en immobiliserend perfectionisme bij jongeren.
Aan de éne kant van het spectrum kampt onze samenleving met een belangrijk aandeel jongeren die vroegtijdig, zonder diploma en vaak met een beschadigd zelfbeeld de school verlaten, aan de andere kant is er een nijpend tekort aan geschoolde werknemers op de arbeidsmarkt voor tal van jobs.
Bedrijven zetten ondertussen in toenemende mate in op eigen manieren om opleidingen en onderwijs te voorzien, omdat ze geen urgente onderstroom en aansluiting vanuit het onderwijs aanvoelen. Op die manier heeft de ondernemer een aantal kanalen in het lineaire systeem kortgesloten en neemt hij, vanuit urgentie, de zaak in eigen handen.
Voor meer info kan je terecht bij: Hans Jochems, Kris Verellen, Stefan Helsen en Bea De Potter.
Via deze link kom je meer te weten over de scale-up Kenterwerk 2.0.
Dit project wordt medegefinancierd door het Europees Sociaal Fonds.
LEERLINGEN
Leerlingen uit BSO, TSO en ASO die kampen met ernstige vormen van schoolmoeheid en risico vertonen op uitval. Dit aantal is niet gering: maar liefst 15% van de jongeren op school valt uit of dreigt uit te vallen. Voor deze jongeren is het verplicht consumeren van lessen dodelijk voor de motivatie en creativiteit. Onderliggende vaardigheden, talenten, passie ... worden nauwelijks aangeboord.
Het verplicht consumeren van lessen is dodelijk voor de motivatie en creativiteit van heel wat leerlingen. Zo worden onderliggende vaardigheden, talenten en passie niet of nauwelijks aangeboord. Waarom willen jongeren stoppen met school? Alles draait rond hun motivatie: ze zijn de connectie met de school verloren, ze maakten een verkeerde studiekeuze, ze missen succesverhalen binnen onderwijs, ze kampen met persoonlijke en/of familiale problemen, ze kiezen voor onafhankelijkheid, ze worden niet aangesproken op een aantrekkelijke verantwoordelijkheid.
De leerlingen die in k.ENTERWERK stappen, zullen we intensief in contact brengen met het ondernemerschap, en we zullen hen vanaf dag één verantwoordelijkheid geven over de taken die ze moeten uitvoeren en het resultaat dat van hen verwacht wordt. Ze kunnen (en moeten) zelf initiatief nemen om de resultaten te bereiken en om hulp te vragen waar nodig.
OUDERS
Ouders stuwen hun kinderen nog steeds naar richtingen met de meest gewilde status en werpen op die manier een blokkade op voor een eventuele evenwichtige verdeling van het curriculum voor het onderwijs.
Ouders met een migratie-achtergrond en/of met een lage sociaal-economische status (SES) stellen zich vaak nederig op, zijn niet snel geneigd om schoolproblemen te rapporteren aan leerkrachten en/of directie, en gaan minder vaak mee in een aanbod van trajectbegeleiding of zorg op maat voor hun kinderen. Ze vinden het al snel een gemiste kans dat hun kinderen één dag per week gaan werken, in plaats van op school zitten. Ze trekken de formele instellingen nooit in twijfel en vinden hoogstaand onderwijs (ergo ASO) het hoogst haalbare en wenselijke. Ouders zijn een belangrijke actor in het ecosysteem rond de leerlingen, en worden in ons project vooral bereikt via scholen en de lokale overheid.
Ouders leren door k.ENTERWERK eigenaarschap en verantwoordelijkheid bij hun kind te leggen, vanuit een door talenten gedreven kind-beeld. Ze kiezen een optimale onderwijsomgeving voor hun kinderen om zich te ontplooien; ook ouders met een lage SES informeren zich, durven formele instellingen in twijfel trekken, en nemen actief deel aan het leertraject van hun kind. Ouders en leerkrachten zijn co-teachers, de jongeren zijn actief betrokken.
Ouders vinden het ook niet langer een bedreiging voor de toekomst van hun kinderen, dat ze één of meerdere dagen per week ingezet worden in een onderneming.
SCHOLEN: DIRECTIES EN LEERKRACHTEN
Ons onderwijssysteem wordt internationaal hoog aangeschreven, maar is tegelijk niet vrij van problemen en uitdagingen. Het vertrekt vanuit een hoofdzakelijk lineaire logica: elke leerling volgt een afgelijnd opleidingstraject richting verder studeren en ultiem werken; kennis wordt volgens strikte leerplannen doorgegeven van een alleswetende leerkracht naar een nietswetende leerling ... Een logica die wellicht niet meer aangepast is aan de huidige gedigitaliseerde en snel evoluerende wereld waar kennis overal en voor iedereen beschikbaar is. Maar het systeem laat vandaag weinig ruimte tot innovatie: leerplannen zijn strikt vastgelegd, inspecties en visitaties hebben een belangrijke invloed. Leerkrachten krijgen zelf ook weinig incentives om te experimenteren of te vernieuwen, en zijn daar ook niet toe opgeleid. Ze worden daarentegen steeds meer overvraagd met toenemende administratieve verplichtingen, interventies van ouders, zorgtaken enz.
Hun netwerk bij het bedrijfsleven en binnen andere delen van de arbeidsmarkt is meestal niet groot, dus ook langs die kant worden ze niet geïnspireerd of aangemoedigd tot partnering. Het probleem van burn-outs bij schooldirecties en leerkrachten neemt sterk toe, en er is een nijpend tekort aan nieuwe leerkrachten; mannen vinden sowieso de weg al langer niet meer naar het onderwijs, waardoor het gender-evenwicht in de rolmodellen voor jongeren verstoord geworden is.
Alle scholen in Diest worden betrokken; de directies zijn in k.ENTERWERK boundary partner, maar ongetwijfeld zijn er binnen deze scholen vandaag al ‘pockets of excellence’ die eerder als ‘strategisch’ meegenomen zullen worden (bv. de leerondernemingen).
Leerkrachten voeren structureel overleg met ouders en ondernemers (co-teachers) en pakken de leervragen van de jongeren mee naar de ouders, die als betrokken partij actief participeren ongeacht sociaal-economische status of culturele achtergrond.
Naast de traditionele leraar-leerling relatie, is er een circulair leer-ecosysteem waarvan de jongere deel uitmaakt; de leerling is reflexief monitor van zijn/haar eigen leerproces. Leerkrachten en scholen leggen eigenaarschap en verantwoordelijkheid bij de leerling, vanuit een door talenten gedreven kind-beeld.
De job van leerkracht wordt meer uitgediept en op alle gebieden meer aantrekkelijk. Zuilen werken actief samen in functie van de kwaliteit van het onderwijs. De opleiding wordt ook aantrekkelijker voor mannen, zodat jongeren een evenwichtig aanbod aan onderwijzend personeel krijgen.
Scholen krijgen een vanzelfsprekend partnerschap met ondernemers, zetten volop in op ondernemerschap en andere 21st century skills.
ONDERNEMERS
Sommige bedrijven zetten al in op eigen manieren om basisopleidingen te voorzien, omdat ze geen urgente onderstroom en aansluiting vanuit het onderwijs aanvoelen. De Vlaamse bedrijven vinden steeds moeilijker nieuwe arbeidskrachten (met vele duizenden oningevulde vacatures), terwijl anderzijds ongeveer 15% van de jongeren op school uitvalt of dreigt uit te vallen.
Een aantal ondernemers gaat contacten aan met een lokale technische school in het kader van bv. stage-opdrachten voor leerlingen. De weg naar het ASO-onderwijs ligt veel minder open voor ondernemers, terwijl het potentieel voor samenwerking daar ook aanwezig is. Bedrijven zien zichzelf vandaag niet als partner voor het onderwijs. Ze staan niet persé op de rem, maar beseffen zelf niet dat ze bij machte zijn om leertrajecten mee te ontwerpen.
Waar ondernemers mogelijk wel op de rem staan, is het inzetten op jongeren met een potentieel leerprobleem. Ze willen vooral werknemers die onmiddellijk inzetbaar zijn en bereid tot levenslang leren. Bij een aantal ondernemers verdwijnt die terughoudendheid stilaan onder druk van de steeds krapper wordende arbeidsmarkt.
Bijdrage vanuit ESF: 117.886,11 euro
Bijdrage vanuit VCF: 117.886,11 euro