1. Bedrijven zijn zich vaak onvoldoende bewust hoe hun klanten omspringen met hun product
2. Ook binnen modegevoelige sectoren loont het om kennis op te bouwen over circulaire mogelijkheden
3. Circulariteit omwille van de circulariteit is niet altijd duurzaam
Bedrijven kennen vaak de noden van hun klanten, maar hebben niet steeds een goed zicht op de manier waarop die hun producten gebruiken. In een lineair bedrijfsmodel worden producten verkocht, gebruikt en weggegooid, waarna opnieuw een aankoop plaatsvindt die hetzelfde stramien doorloopt. Circulaire bedrijfsmodellen daarentegen geven kansen om klanten beter te leren kennen en doorheen de levenscyclus van het product waarde voor deze klanten te blijven leveren.
In productgerichte productdienstmodellen bijvoorbeeld kan je allerhande diensten koppelen aan de verkoop van een product. Diensten zoals onderhoudscontracten en herstellingen kunnen de levensduur van een product verlengen, maar laten ook toe om te leren over het gebruik en de levensduur van producten. Datatechnologieën zoals digitale productpaspoorten kunnen hierbij versterkend werken en voorzien gegevens over de relatie tussen het gebruik van het product en de technische achteruitgang ervan. In gebruiksgerichte of resultaatsgerichte productdienstmodellen betalen klanten respectievelijk voor de toegang (huur of lease) of het gebruik (pay-per-use) van het product en blijf je als bedrijf eigenaar ervan. Dit geeft een prikkel voor bedrijven om hun producten te monitoren, goed te onderhouden en waar mogelijk te herstellen. Het loont in deze gevallen ook om klanten goed te informeren over het optimale gebruik van het product. Hetzelfde geldt voor deelplatformen en andere huurmodellen: als bedrijf hou je een directe lijn met je klant doorheen de levenscyclus van het product en blijf je alert voor nieuwe klantennoden (en dus opportuniteiten).
Voor bedrijven wiens klanten geen eindgebruikers zijn, is de uitdaging des te groter om de vinger aan de pols te houden bij het gebruik van het product doorheen de levenscyclus. Toch kunnen ook zij, samen met andere leveranciers uit de waardeketen van hun product, inzetten op hersteldiensten en vooral het achterliggende distributienetwerk helpen organiseren om onderdelen beschikbaar en onderhoud mogelijk te maken. Het helpt daarbij om het perspectief van de klant te bekijken: zijn hersteldiensten en reserveonderdelen beschikbaar, bereikbaar en betaalbaar en wat is nodig om daarvoor te zorgen? Met welke informatie kan de klant zelf het product herstellen en wanneer is dit net niet wenselijk (bv. omwille van veiligheid)?
Niet alleen tijdens de productie, maar ook tijdens de gebruiksfase verbruiken producten vaak energie en hulpstoffen (zoals water, koelvloeistof of olie). Hoe kan dit verbruik van energie en hulpstoffen zo beperkt en hernieuwbaar mogelijk gemaakt worden en hoe kan je klanten helpen om daartoe te komen? Ook hier liggen sleutels in de ontwerpfase van het product en het bedrijfsmodel, maar vooral ook in het opvolgen hoe klanten het product uiteindelijk gebruiken. Nogal wat producten veroorzaken tijdens hun gebruik ook zelf voor afval. Om dit te helpen minimaliseren, of om de waarde van deze afvalstromen verstandig te recupereren, is het eveneens van belang het gedrag van klanten goed te leren begrijpen.
Een belangrijk sluitstuk zit dan ook bij het consumentengedrag zelf. In welke mate ligt die wakker van de circulariteit van je product? In de meeste gevallen is dat behoorlijk beperkt. Milieubewuste consumenten lopen nog vaak in de val eerder nieuwe kleding te kopen van duurzame merken dan in te zetten op hergebruik of gewoonweg wat vaker te dragen wat al in de kleerkast hangt. Het ene product is al modegevoeliger dan het andere – en het loont financieel vaak voor bedrijven om modetrends te introduceren voor hun producten. Op die manier bereiken producten vaak voortijdig hun einde-leven: het product is niet stuk, maar niet langer mooi, hip of modern genoeg. Bedrijven passen ook de technische levensduur van producten aan op deze modetrends: een ‘fast fashion’ kledingstuk of goedkope laptop is niet ontworpen om te herstellen. De marktprijs ervan is ook te laag om de nodige logistiek hiertoe op te zetten. Toch loont het voor bedrijven om in te zetten op circulaire productlijnen, al was het maar dat ze daardoor kennis opbouwen over technologieën en consumentengedrag. Deze kennis zal nodig zijn om toekomstbestendig te blijven in een strenger wordende regelgevende context.
Net zoals tijdens de gebruiksfase, hebben bedrijven vaak geen zicht op wat er gebeurt met producten op het einde van hun levensduur. Systemen van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) lossen dit deels op, door de financiële en organisatorische verantwoordelijkheid voor het afvalbeleid bij de producent zelf te leggen. Dergelijke UPV-systemen worden afgesproken tussen OVAM en de sectoren zelf en bestaan voor onder meer batterijen en accu’s (Bebat), verpakkingen (Fost Plus en VAL-I-PAC), elektrische en elektronische apparatuur (Recupel) en sinds recent ook matrassen (Valumat). Deze systemen verplichten hun deelnemende leden om afgedankte producten te aanvaarden en de inzameling ervan samen te organiseren. Een dergelijke selectieve inzameling vergroot de kansen op een hoogwaardige recyclage en laat sectoren toe om te leren over hun producten en de waarde van hun materialen na de gebruiksfase.
Uiteraard bestaat de meer circulaire optie erin om de levensduur van producten te verlengen door middel van hersteldiensten, tweedehandscircuits en refurbished-lijnen. Producenten kunnen deze zelf organiseren of een netwerk van bedrijven voorzien van de nodige kennis en onderdelen om deze markten mogelijk te maken. Zo heeft Atlas Copco, een producent van onder meer persluchtmachines, een dochteronderneming opgericht, Originair, die inzet op refurbished compressoren. Daarbij worden niet alleen nieuwe klantensegmenten aangesneden, maar kunnen ontwikkelaars van nieuwe compressoren bijleren vanuit de expertise die deze dochteronderneming opbouwt. Daar waar bedrijven zelf niet betrokken zijn bij de organisatie van deze binnenste cirkels, kunnen ze alvast hun licht opsteken in welke mate hun producten teruggevonden worden in kringwinkels, op tweedehandssites, in repair cafés of op fora van de repairbeweging.
Met tweedehandsgoederen is het trouwens soms opletten geblazen: flink wat afval wordt vanuit de EU naar Afrika en Azië verscheept onder de noemer ‘tweedehands’. We denken daarbij onder meer aan auto’s, consumentenelektronica, textiel en zelfs zonnepanelen. Een deel van deze goederen komt effectief terecht in tweedehandscircuits, maar een groter aandeel ervan verdwijnt snel op stortplaatsen waar het afval in open lucht verbrand wordt. Deze praktijken brengen grote gezondheidsrisico’s met zich mee en verstoren ernstig het leefmilieu. Bovendien ontwrichten deze praktijken vaak lokale markten en fnuiken ze een duurzame economische ontwikkeling van deze landen.
Recyclage, herstellingen en onderhoud kunnen de levensduur van een product verlengen en de functionaliteit van materialen hoog houden, maar ook hier moet de afweging gemaakt worden met de koolstofvoetafdruk die dit teweeg brengt. Zo is de financiële en ecologische kostprijs om compost te maken van GFT-afval best hoog, gelet op de deur-aan-deur ophaling ervan. Vanuit milieuperspectief loont het evenmin om oude en inefficiënte koelkasten eeuwig in leven te houden. Circulariteit omwille van de circulariteit draagt dus niet altijd bij tot een duurzame ontwikkeling.
Via deze link vind je alle info.